zaterdag 4 november 2017

Dag 15 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

De theorie achter te lessen

Vooraleer aan de lessen te beginnen is het handig een basis te hebben in de theorie waarop het werkboek steunt. Het theoretische kader die in het werkboek weerspiegeld wordt is dat de Liefde van God in onze denkgeest aanwezig is, maar dat deze Liefde verborgen wordt door het denksysteem van het ego. Het enige wat ons dus te doen staat is het verwijderen van deze belemmering. Zoals een les het verwoordt: ‘Jouw aandeel bestaat er eenvoudig in dat je alle belemmeringen die jij tussen de Zoon en God de Vader geplaatst hebt, rustig en voor eeuwig laat wegnemen’ (W. d1. 189. 8:3). Met andere woorden de focus van de Cursus is niet gericht op God of op het vinden van liefde, maar op het verwijderen van wat deze liefde blokkeert en het werkboek is er speciaal op gericht ons hierin te helpen.

Verschillende lessen stellen ons ego-zelf tegenover ons ware Zelf, onze ware Identiteit als Christus. De eenheid van Vader en Zoon is de waarheid (die de Hemel is). Er wordt in het werkboek maar weinig gesproken hoe de afscheiding is begonnen, dit is meer het geval in de tekst. Het volstaat om te zeggen dat wij als gevolg van de afscheidingsgedachte ons hebben afgescheiden van onze Bron en ons ware Zelf en dat deze gedachte geboorte gaf aan een geloof van een afgescheiden denkgeest.

In Een Cursus in Wonderen wordt de Heilige Geest omschreven als de Stem die spreekt namens God, de herinnering die bij ons is gebleven in onze droom en die ons terugroept naar wie we als Christus zijn. De basisboodschap van de Heilige Geest, die optreedt als onze Leraar, is vergeving. Dit bereikt zijn hoogtepunt in de werkelijke wereld. Wanneer het leek dat de Zoon van God in slaap viel waren er twee stemmen die tot hem spraken. De eerste was het egodenken van afscheiding. Dit wordt beantwoord (tweede Stem) door het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest dat zegt dat de afscheiding nooit heeft plaatsgevonden. Door de keuze te geloven in de leugens van het ego, proberen we deze Stem toe te dekken door middel van het egodenksysteem van aanval.

In de eerste lessen refereert Jezus aan deze aanvalsgedachten van het ego als betekenisloos, terwijl de vergevingsgedachte van de Heilige Geest de enige gedachte is die binnen deze droom van belang is. Deze begrippen spelen een belangrijke rol in de Cursus en ook al worden ze niet als dusdanig vermeld wordt er wel overal indirect naar verwezen: het deel van de gespleten denkgeest dat moet kiezen tussen deze twee stemmen. We verwijzen hier altijd naar onder de naam ‘keuzemaker’.
Een van de kernideeën, vooral in de eerste werkboeklessen, is de relatie tussen deze twee denksystemen enerzijds en de wereld anderzijds. Aanvalsgedachten, geprojecteerd uit de denkgeest geven gestalte aan de wereld die we ervaren als een gevangenis. Drie woorden die op de voorgrond treden in het werkboek, maar ook in de tekst en die onze ervaring in de fysieke wereld omschrijven zijn: duisternis, pijn en dood. In deze wereld, die als leerschool wordt gezien, weerspiegelt de Verzoeningsgedachte van de Heilige Geest het licht van Zijn Aanwezigheid. De wereld, met als doel om ons uit de droom te helpen ontwaken, wordt hiermee een plaats van vrede en geluk.

Een principe in Een Cursus in Wonderen die absoluut essentieel is om te begrijpen, is dat er geen verschil is tussen wat er in de wereld is en wat in de denkgeest is, de wereld weerspiegelt eenvoudig de gedachten van de denkgeest. De belangrijke les: ‘Mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt.’ (W. d1. 15) beschrijft hoe de beelden die wij in de wereld waarnemen en ervaren voortkomen uit onze gedachten. De beelden en de gedachten zijn een en hetzelfde. Krishnamurti gebruikte dit idee als de hoeksteen van zijn onderricht: het waargenomene en de waarnemer zijn één, wat buiten ons lijkt te zijn is hetzelfde van wat in ons is.

De illusie van de wereld is dat er een verschil is, dat de wereld buiten ons afgezonderd is van ons. Wanneer je de eerste lessen zorgvuldig leest kan je de metafysica van de Cursus duidelijk herkennen. Op het eerste zicht lijken deze lessen simpel te zijn, maar niets is minder waar.

Jezus maakt ons in het werkboek duidelijk dat het niet nodig is dat we iets van wat hij zegt zouden begrijpen. Het enige wat hij vraagt is dat we doen wat hij vraagt, niet noodzakelijk dat we hem geloven. Naarmate we verder vorderen in ons werk met de Cursus zullen we, na het aantal keren lezen van het werkboek de metafysische wijsheid in deze eerste lessen terugvinden, met name dat onze innerlijke en onze uiterlijke wereld een en dezelfde zijn. In het algemeen is het nog zo dat onze focus gericht is op het veranderen van alles wat wij buiten ons waarnemen. We geloven dat er werkelijk mensen buiten ons zijn die we moeten vergeven. In werkelijkheid is wat wij buiten ons waarnemen niets anders dan een afgescheiden gedachte in onze denkgeest. Dit betekent dat we uiteindelijk onszelf vergeven, een ander belangrijk themapunt van de Cursus. Gezien we echter geloven dat we afgescheiden lichamen zijn in relatie tot andere afgescheiden lichamen moeten we bij deze ervaring beginnen. De Cursus is daarom ook op deze manier geschreven, inclusief hoe de Heilige Geest en God afgescheiden entiteiten zijn die voor ons dingen doen. Gezien wij gelijk staan aan kleine kinderen die het verschil tussen realiteit en illusie niet begrijpen, vraagt Jezus ons niet dat wij zijn niveau van kennis delen. Hij onderricht ons vanaf zijn begripsniveau, maar zijn onderricht komt in een vorm die aanvaardbaar is voor ons die geloven een lichaam te zijn.

Het is pas wanneer we zullen begrijpen dat er geen verschil is tussen de uiterlijke en de innerlijke wereld, tussen lichaam en geest, dat we ook zullen begrijpen dat het vergeven van iemand die we buiten onszelf waarnemen in feite het vergeven is van onszelf, van een deel in onze denkgeest waarvan we ons niet bewust zijn.

De motivatie van het werkboek bestaat er in onze denkgeest te trainen zodat we kunnen begrijpen dat we een keuzemakende denkgeest hebben. Wat wij zien als onze gedachten zijn helemaal onze gedachten niet (zie les 45). De gedachten die wij denken te denken zijn niet onze werkelijke gedachten. Dit is omdat de gedachten die we denken te denken afkomstig zijn uit ons brein, een deel van ons lichaam en daarom zijn er in werkelijkheid geen gedachten.
Er zijn slechts twee echte gedachten: de schuldgedachte van het ego, die ook de gedachte van zonde en aanval bevat en de gedachte van vergeving van de Heilige Geest. Andere zijn er niet.
Daarom hebben we een spiritualiteit nodig die ons eraan herinnert dat wat wij buiten onszelf waarnemen een weerspiegeling is of een projectie van wat in ons is. Met dit begrip keert onze focus terug naar de denkgeest om ons daar bewust te worden dat we de keuze hebben tussen twee denksystemen of leraren. We hebben deze mindtraining nodig omdat we de waarheden, die de Cursus duidelijk uitspreekt, vergeten zijn.

Dit houdt ook onze aanvalsgedachten in die als uiterlijke aanvalsgedachten geprojecteerd worden. Deze geestesinhoud is dat we geloven dat we God aangevallen hebben, dat Hij een tegenoffensief heeft en ons op Zijn beurt wil aanvallen. Het ego heeft ons van deze krankzinnigheid overtuigd.
Freud kwam in begrip dichtbij wanneer hij stelde dat wat er bewust lijkt te zijn de projectie is van wat onbewust is, maar kwam nooit verder dan het brein en niet naar de denkgeest. De echte betekenis van het onbewuste, zoals Een Cursus in Wonderen wil onderwijzen, is dat onbewuste gedachten met betrekking tot het lichaam niet het probleem zijn. Bijvoorbeeld, als kind is er iets ergs met ons gebeurd en wij willen hier nooit meer naar kijken dus wordt het onderdrukt. Het is nu dus in mijn ‘onbewuste’ dat telkens opnieuw eventjes aan de oppervlakte komt, maar ik weet niet waar dit vandaan komt. Dat is echter niet wat er echt gebeurd. Er zijn in de hersenen geen onbewuste gedachten. Wat wij ervaren als deze onaanvaardbare en beangstigende gedachten zijn enkel weerspiegelingen die hun oorsprong en vinden in de egogedachte dat wij God hebben aangevallen, Hem het leven hebben ontnomen, Hem voor dood hebben achtergelaten en daarbij onszelf verheven hebben op Zijn plaats. Maar Hij zal ons zeker vinden en zelfs krijgen. Het is deze gruwelijke gedachte – die volkomen buiten ons bewustzijn is - die de echte betekenis is van het onbewuste.

Daarom hebben velen zo’n probleem met het denksysteem van de Cursus over het ego en het ongedaan maken ervan door de Heilige Geest. Onbewust zijn we doodsbang dat als we het onderricht van Jezus in de praktijk zullen brengen, onze aandacht de wereld van het lichaam zal verlaten en terug zal keren naar de geest waar de wraak van God woont. Dit helpt ons te begrijpen waarom er een wereld is: om een schuilplaats te bieden zodat onze waanzinnige Vader ons niet zal vinden. Met andere woorden, we moeten naar de werkelijke oorzaak van onze angst en pijn kijken: de keuze, door de denkgeest, voor schuld met als gevolg onze angst voor een God die ons zal vernietigen wanneer Hij ons ooit zal vinden, een schuldgevoel dat zegt dat wij het verdienen om vernietigd te worden voor het verschrikkelijke en zondige dat we gedaan hebben.

Het ego is niet stom. Het is de bedenker van het idee dat we God hebben aangevallen. Hierdoor zijn we zo bang geworden voor de Aanwezigheid van de Heilige Geest dat we een wereld zijn binnengelopen en geloven dat we werkelijk in een lichaam zijn. Het doel hiervan is niet zozeer om ons weg te houden van onze schuld, want schuld is een illusie (het Verzoeningsprincipe: geen afscheiding, geen zonde, geen schuld). Het ware doel van het ego is om ons weg te houden uit de denkgeest waar we kunnen kiezen voor de Heilige Geest als onze Leraar. Daarom legt Jezus zo de nadruk op het ontplooien van onze relatie met de Heilige Geest en te leren dat Hij onze enige Vriend is, die ons liefheeft, troost brengt en ons bemoedigd. Dit zet de vergissing dat de Heilige Geest onze vijand zou zijn, recht. De waanzin van het ego heeft ons er echter toe geleid Zijn liefdevolle Aanwezigheid in onze denkgeest te ontkennen waardoor Zijn plaats ingenomen werd door de wraak van God.

Zolang we blijven geloven dat we God hebben aangevallen en Zijn schat hebben gestolen, zullen we blijven geloven dat Hij ons zal straffen. Op zijn beurt zal iedereen die God vertegenwoordigt, gezien worden als een vijand of we nu spreken van de Heilige Geest, Jezus of Een Cursus in Wonderen. Wie die man die tweeduizend jaar geleden, beter bekend als Jezus, ook mag geweest zijn, we kunnen het ontstaan van de mythe rond de kruisiging beter begrijpen door de lens van Een Cursus in Wonderen en waarom dat, wat alleen maar een liefdevolle boodschap was, met hem werd gekruisigd. Onze wereld werd dus een rookgordijn die de schuld verstopt: de wereld die je ziet is het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld. (T. 13. Inl. 2:2)

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten