vrijdag 17 november 2017

Dag 21 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

Les 95: Hoe te werken met het werkboek

Ik kom nu bij een andere manier waarin Jezus ons helpt om door deze wolken van schuld te gaan, wat wil zeggen kijken naar onze zonden en ze vergeven. Ik kom even terug op de manier waarop Jezus ons vraagt om zijn werkboek te doen en de manier waar wij voor kiezen om het te doen, iets wat ik eerder besproken heb. Ik heb de nadruk gelegd op het feit dat de manier om het werkboek te doen is je pijnlijk vergissen, alles omtrent God te vergeten, de les vergeten, de fouten maken die we allemaal maken, maar hier naar kijken zonder oordelen, zonder te voelen dat jij je verloren tijd moet inhalen met een bepaalde oefening, zonder te voelen dat je Jezus of andere mensen voor de gek houdt of dat je de perfecte werkboek student moet zijn.
Mijn commentaar ligt in het verlengde van les 95 ‘Ik ben één Zelf, verenigd met mijn Schepper.’ een les die ik eerder ook al aangehaald heb. Wat in deze les interessant is, is dat in het midden van de les Jezus het thema van de les achter zich laat en in plaats daarvan begint te spreken over hoe we het werkboek moeten doen. Deze les, onder vele andere, stelt de grandeur van het Zelf dat God heeft geschapen tegenover de versie die wij van ons zelf hebben en die - in deze les - beschreven wordt als ‘een belachelijke parodie op Gods schepping: zwak, kwaadaardig, lelijk en zondig, ellendig en door pijn geplaagd.’ (2:1). 

In de vierde alinea heeft Jezus het dus over hoe we het werkboek moeten doen. Hij zegt ons dat ons denken nog maar relatief weinig getraind is en niet gedisciplineerd en dat we daarom behoefte hebben aan structuur.

Hier zijn we dan, drie maand verder in zijn werkboek en ons wordt gezegd dat we niet op de juiste manier mediteren en dat onze denkgeesten nog steeds afdwalen. Jezus laat ons tevens weten dat hij zich hier bewust van is en dat wij ons niet schuldig moeten voelen hiervoor.  De onderliggende betekenis van deze boodschap is: ‘Ik weet dat jij een ellendige zondaar bent, ik weet dat jouw ego niets geeft om mij of om God, maar Wij houden van jou. Verberg het feit niet voor mij dat je niet aan mij denkt, dat je de afgoden van de wereld boven mij en de lessen plaatst, dat je probeert mijn plaats in je denkgeest toe te eigenen en probeert te leven met speciale dingen die onbenullig zijn. Ik weet dat je dit doet en het is oké. Niet een ervan heeft enige macht, behalve in de dromen.’

Dit is enorm belangrijk want dit laat ons zien, zowel in vorm als inhoud, dat Jezus de boodschap van zijn cursus onderstreept: ‘Ik hou van je, de Heilige Geest houdt van je, God houdt van je, er is niets gebeurd die dit heuglijke Feit heeft veranderd.’

Dit is niet alleen, wat betreft de inhoud, de boodschap van alles, maar de vorm waarin hij ons deze boodschap geeft zegt precies hetzelfde. We moeten tegenover hem niet doen alsof. We hoeven niet een spirituele joekel te zijn die allen maar stil zit en mediteert om dan te zien hoe de wereld verdwijnt wanneer de denkgeest overstroomt van licht en liefde.

Hij zegt ons: ‘Ik weet dat dit niet gebeurt en dat is oké. Mijn liefde voor jou verandert niet.’ Wanneer we die boodschap begrijpen dan hebben we de Cursus geleerd en hebben hem niet langer nodig. Het zegt ons dat onze waargenomen zonde tegenover God Zijn Liefde niet heeft geraakt en wanneer dat waar is bestaat ook de zonde niet en is dus ook geen oorzaak van iets. Zonder zonde is er geen rechtvaardiging voor schuld, is er geen behoefte om schuld te projecteren in de toekomst en moet er geen angst zijn voor straf. Het complete denksysteem van het ego verdwijnt met deze eenvoudige stelling: ‘Het maakt niet uit wat je doet, mijn liefde voor jou is niet veranderd.’

Jezus zegt ons om hem en onszelf niet voor de gek te houden. We moeten ons eerder bewust worden van ons gebrek aan geestelijke discipline en de standvastige behoefte om de denkgeest te trainen. Hoe zouden we onze vergissingen kunnen vergeven wanneer we ons er niet bewust van zijn? Dit betekent dat onze zonde nog steeds verborgen blijft en enkel door projectie aan de oppervlakte komt. Het gevaar schuilt erin dat we zullen denken dat we iets gedaan hebben, terwijl dit niet het geval is.

In het Nieuwe Testament zien we herhaaldelijk dat Jezus de farizeeërs bestraft. In een heftige scene noemt hij hen ‘een generatie van listige slangen.’ Ik beweer hiermee niet dat Jezus dit daadwerkelijk heeft gezegd, maar wanneer je deze incidenten als informatief neemt dan kunnen we begrijpen dat de bijbelse Jezus tegen hen zei dat zij zich vergisten en dat wanneer zij zouden blijven vasthouden aan de letter van de wet hun handelingen navenant bleven.  Farizeeër was die tak van het Jodendom die strikt vasthield aan de leer van het Oude Testament (de letter van de wet) en daarom geloofden dat zij, in spirituele zin, superieur waren aan andere joodse groepen. In essentie zei Jezus hen dat zij gehoorzaamden aan de vorm (d.w.z. speciale liefde), maar dat de betekenis ervan hen volledig ontging. Want, nogmaals, het gevaar bestaat erin dat de haat door de vorm verborgen blijft in de denkgeest. De bloedige geschiedenis van het Christendom vormt hier het bewijs van.

Daarom zegt Jezus hier dat we ons nooit schuldig moeten voelen wanneer we hem en zijn lessen vergeten. Hij zegt ons: ‘Ik weet dat je het zal vergeten. Je krijgt dit leerplan zodat jij je denkgeest erop kan trainen je te herinneren. En voel je niet schuldig omdat je hierin zondigt.’
Hij ziet ons 'vergeten' niet als zondig, maar dat doen wij wel. Dat we zijn woorden vergeten en onze rug toekeren naar zijn aanwezigheid dient als een geheugensteuntje te zijn voor datgene waarvan we onszelf beschuldigen dat we gedaan hebben met God en we allemaal keer op keer dit gruwelmoment weer overdoen.

Herinner je dat deze wereld het bewijs is van ons waanzinnige denken dat wij God gedood hebben in de overtuiging dat wij een betere wereld dan die van Hem konden bouwen. En zoals ik reeds eerder vernoemde is dit de kiem van het autoriteitsprobleem: ik heb de autoriteit verslagen, ik heb mij Zijn plaats op de troon toegeëigend. Ik ben God.

Het doel van Een Cursus in Wonderen is ons eraan te herinneren hoe nietig we spiritueel zijn. We zijn zeer kleine kinderen. Op een vriendelijke manier maakt Jezus dit duidelijk voor ons en we moeten ermee ophouden om ons tegen hem te verzetten en te doen alsof we iets zijn dat we niet zijn. We moeten eerder erkennen en zeggen: ‘Ja dat klopt, dat is wat ik ben, maar het is geen zonde.’ Het is deze oprechtheid die zijn liefde toelaat. Wanneer we blijven volhouden dat we geen ego hebben of dat er slechts sporen van terug te vinden zijn in ons dan is de kans groot dat we geloven dat we hem niet nodig hebben. En dit is precies wat het ego wil, dat we onze eigen schepper zijn: ‘Ik heb Jezus of de Heilige Geest niet nodig omdat ik het op mijzelf kan.’ En daarom zegt onze leraar tegen ons: ‘Je bent nog steeds een klein kind en hebt daarom nood aan deze structuur, maar wanneer je zal opgroeien zal je het niet langer nodig hebben.’

In het deel ‘Hoe moet een leraar van God zijn dag doorbrengen?’ uit het Handboek voor Leraren (HvL. 16) zegt hij hetzelfde. Daar zegt hij dat gevorderde leraren van God zich nooit afvragen hoe zij de dag moeten doorbrengen omdat de Heilige Geest hen leidt. Echter tot we dat punt bereikt hebben is zekere structuur noodzakelijk.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten