(1) Het idee van
vandaag is in wezen een andere vorm van het voorgaande, behalve dat het
uitgesprokener is over de emotie die wordt opgeroepen. Eigenlijk is een
betekenisloze wereld onmogelijk. Niets zonder betekenis bestaat. Hieruit volgt
echter niet dat je niet zult denken dat je iets waarneemt dat geen betekenis
heeft. Integendeel, je zult hoogstwaarschijnlijk menen dat je het wel
waarneemt.
Dit is omdat wij ons niet realiseren dat wat we waarnemen
geen betekenis heeft. Wanneer dat wat wij buiten ons in de wereld waarnemen
geen betekenis heeft dan heeft de gedachte in ons die daaraan ten grondslag
ligt ook geen betekenis. En gezien wij onze gedachten zijn, volgt hieruit dat wij
niet bestaan. Daarom, liever dan te geloven dat alles betekenisloos is, zowel
binnen als buiten, vervangen wij dit door onze betekenis. Het is duidelijk dat
als wij iets waarnemen waarvan we denken dat het buiten ons is en het raakt ons,
dan hebben wij het voor echt aanvaard. En we willen de onderliggende gedachte
behouden zodat we kunnen doorgaan met echt te zijn.
(2:1) Het onderkennen
van betekenisloosheid wekt in alle afgescheidenen diepe verontrusting.
De angst ontstaat omdat ik in zekere zin besef dat die
betekenisloosheid zich uitbreidt tot mijn bestaan. Dit idee komt binnenkort
terug.
(2:2) Het vormt een
situatie waarin God en het ego elkaar ‘tarten’ om uit te maken wiens betekenis
geschreven moet worden in de lege ruimte die betekenisloosheid biedt.
Het ego is degene die ‘tart’, die uitdaagt, niet God. Daarom
staat het woord tussen aanhalingstekens. Voor het ego is wedijver de aard van
zijn relatie met God. Er is een ‘lege ruimte’ omdat het ego niets is. Nochtans
gelooft het dat het vóór God de lege ruimte moet bereiken om de identiteit van
de Zoon voor zichzelf op te eisen wat dus de vermeende concurrentie is met de
Schepper. Wanneer mijn bestaan gebaseerd is op het geloof van ‘de een of de
ander’ dan besta ik ten koste van Gods; ik heb Hem gedood zodat ik kon leven,
ik projecteer deze gedachte en geloof daarom dat Hij hetzelfde terug doet met
mij. Dit diepgewortelde geloof is de bron van onze waarneming dat mensen er op
uit zijn om ons te krijgen, om ons te kwetsen, te verlaten en ons te saboteren
omdat wij onszelf hiervan beschuldigen, hetzelfde met anderen doen en
uiteindelijk dus ook met God. Zoals Jezus het op het einde van de tekst zegt:
Je haat je broeder nooit om zijn
zonden, maar alleen om die van jou. Welke vorm zijn zonden ook lijken aan te
nemen, deze verhult slechts het feit dat jij gelooft dat ze de jouwe zijn en
daarom een ‘gerechtvaardigde’ aanval verdienen. (T. 31. III. 1:5-6)
(2:3-4) Het ego
stormt als een bezetene binnen om daar zijn eigen ideeën neer te zetten, bang
dat de leegte anders gebruikt kan worden om er zijn eigen onmacht en
onwerkelijkheid mee aan te tonen. En alleen in dit opzicht heeft het gelijk.
Namelijk dat het niets is. Het ego weet, zoals ik eerder
reeds uitgelegd heb, dat zijn macht bij de keuzemaker ligt want het ego in en
van zichzelf is machteloos. Om er zeker van te zijn dat wij nooit deze
nietsheid en betekenisloosheid zouden ontdekken zoekt het zichzelf belangrijk
en machtig te maken door middel van zonde, schuld en angst. Wanneer ik tegen
God gezondigd heb en Hem vernietigd heb dan staat het vast dat ik belangrijk en
machtig ben. Dit maakt mij echter ook angstig, maar ik ben op zijn minst iets
geworden dat zich van God onderscheid wat mij dus ook belangrijk maakt.
Het meest beangstigende van dit alles is te beseffen dat God
helemaal niet van ons afweet omdat we letterlijk niets zijn – machteloos en
onwerkelijk. Dus willen we dat God onze aandacht heeft of dit nu is als degene
die hem op de meest toegewijde manier volgt of als de grootste, ellendige
zondaar. Voor het ego maakt dat geen verschil uit zolang God het maar opmerkt.
Maar onze grootste angst is natuurlijk dat Hij helemaal niet van ons bestaan
afweet. En ergens diep in ons weten we dat dit waar is. Maar eerder dan deze
waarheid te aanvaarden, bedekken we dit met de leugen van het ego, eerst met
gedachten over zonde, schuld en angst en daarna met een wereld die deze
gedachten weerspiegelt.
(3:1) Daarom is het
van wezenlijk belang dat jij het betekenisloze leert onderkennen en het zonder
angst aanvaardt.
Deze aanvaarding komt door je relatie met Jezus of met de
Heilige Geest te ontwikkelen wat jou in staat stelt om zonder angst naar je ego
te kijken en je helpt realiseren dat het betekenisloos is. Wanneer je bang bent
voor je ego of je voelt je er schuldig over of je omhelst het dan maak je het
dus werkelijk. Nogmaals, als je echter een stap achteruit doet en deze
‘zonderling samengestelde optocht’ voorbij ziet gaan dan besef je dat het niets
is, wetende dat zijn betekenis schuilt in het proberen jou te beschermen tegen
alles wat betekenis heeft. Want uiteindelijk, wanneer we niets anders dan het
betekenisvolle verlangen – wat onze Identiteit is als de Zoon van God – zouden
we ons realiseren dat al het andere waardeloos is en zouden we er niet langer
voor kiezen.
(3:2) Als je angstig
bent, is het zeker dat jij de wereld met eigenschappen begiftigt die ze niet
bezit en bevolkt met beelden die niet bestaan.
In deze betekenis praten we over een wereld als machtig,
vijandig, bedreigend, vredig, gelukzalig, heilig, enz. Dit zijn haar
eigenschappen en ‘de beelden die niet bestaan’ is alles wat we hier in de
wereld zien want het zijn uiteraard de projecties van gedachten die niet
bestaan, die niet werkelijk zijn.
(3:3) Voor het ego
zijn illusies een beveiligingsmechanisme, zoals ze dat ook stellig zijn voor
jou, die jezelf gelijkstelt met het ego.
Een beveiligingsmechanisme is een verdediging. Zonde, schuld
en angst en de wereld die daaruit voortvloeit zijn illusies die als doel hebben
de fundamentele illusie - dat ik als een apart iemand besta - te behouden.
(4) De oefeningen van
vandaag, die zo’n drie tot vier keer moeten worden gedaan, telkens ongeveer één
minuut op z’n hoogst, dienen op een iets andere manier te worden uitgevoerd dan
de voorgaande. Herhaal met gesloten ogen het idee van vandaag voor jezelf. Open
dan je ogen en kijk langzaam om je heen, terwijl je zegt:
Ik kijk naar een betekenisloze
wereld.
Herhaal deze
uitspraak voor jezelf terwijl je rondkijkt. Sluit weer je ogen en besluit dan
met:
Een betekenisloze wereld baart
angst omdat ik denk dat ik wedijver met God.
We gaan dus van onze gedachten in onze denkgeest naar onze
lichamelijke gewaarwordingen en dan terug naar binnen. Zoals gezegd is de
wereld betekenisloos, nochtans doen wij er alles aan om er betekenis aan te
geven omdat dit uiteindelijk betekenis geeft aan ons afgescheiden zelf. Door
naar het ego te luisteren hebben we een denksysteem van zonde, schuld en angst opgebouwd. Onze afscheidingszonde geeft ons een schuldgevoel
dat zijn hoogtepunt bereikt in het angstwekkende
geloof dat we het verdienen om gestraft te worden door een wraakzuchtige
god die nu met ons in een strijd van leven of dood is tegenover ons bestaan en
ofwel zal Hij overleven of wij zullen overleven of zoals in het Handboek voor
Leraren staat ‘doden of gedood worden’. Maar deze inherente betekenisloosheid
van deze waanzinnige samenhang sluit niet uit dat het een enorme macht heeft
gezien wij er ons geloof in investeren. Dergelijke investering betekent dat we
ernaar streven het betekenis te geven zodat we het betekenisloze denksysteem
van het ego kunnen verdedigen. Wanneer de wereld betekenisloos is en ik
betekenisloos ben dan besta ik niet en dat betekent dat God gewonnen heeft.
Maar in plaats van de strijd op te geven streef ik ernaar om betekenis te geven
aan mezelf en aan de wereld rondom mij.
Jezus helpt ons hier in te zien hoe we alles op de wereld
projecteren. Wanneer we goed letten op onze waarnemingen en aan de waarde die
we ze geven dan zouden we beseffen dat niets van dit alles afkomstig is van wat
dan ook dat inherent aan de wereld is gezien er geen wereld is. Het is slechts
een resultaat van een behoefte binnen in ons die het onjuiste feit dat wij
bestaan wil rechtvaardigen en bekrachtigen.
(5:1-2) Je zult het
misschien moeilijk vinden om enige vorm van weerstand tegen deze slotuitspraak
te vermijden. Wat voor vorm die weerstand ook aanneemt, onthoud dat je in wezen
bang bent voor zo’n gedachte vanwege de ‘wraak’ van de ‘vijand’.
De angst zit hem in het feit dat wij de strijd tegen God
niet kunnen winnen. God blijft de overwinnaar. De verschrikking, die
veroorzaakt wordt door deze waanzin, gaat voorbij aan wat we kunnen tolereren.
We verdedigen ons ertegen door eerst een denksysteem te maken en dan een wereld
waarachter wij ons kunnen verstoppen. Door ons met deze verdediging te
identificeren – die zijn hoogtepunt vindt in het lichaam – bieden we weerstand
zodat die identificatie niet van ons afgenomen kan worden, iets dat, wanneer we
de basis ervan zouden blootstellen aan de waarheid van de Verzoening, het geval
is. En zo hoeven we niet te denken aan de wraak van God. Deze gedachte, hoe
weerzinwekkend ook, beschermt niettemin onze individuele identiteit die op zijn
beurt een verdediging is tegen de aanvaarding van de Verzoening.
(5:3-4) Er wordt niet
van jou verwacht dat je deze uitspraak op dit moment al gelooft; je zult hem
waarschijnlijk als iets absurds van de hand wijzen. Let echter zorgvuldig op
alle tekenen van verbloemde of onverbloemde angst die hij misschien opwekt.
Het is duidelijk dat als je relatief nieuw bent met Een
Cursus in Wonderen deze stelling geen enkele steek inhoudt voor jou. Maar Jezus
vraagt jou om waakzaam te zijn en zorgvuldig aandacht te geven aan enige
ongerustheid of angst die je binnen in je voelt.
(6) Dit is onze
eerste poging tot het uitspreken van een expliciete oorzaak-en-gevolgrelatie
van een soort dat je uiterst onbedreven bent te herkennen. Blijf niet bij de
slotuitspraak stilstaan en probeer er behalve tijdens de oefenperioden zelfs
niet eens aan te denken. Dat is voor dit moment genoeg.
De oorzaak- en gevolgverbinding is tussen onze gedachten –
het denksysteem van zonde, schuld en angst van het ego – en de manier waarop we
de wereld waarnemen. Met andere woorden, ik ben bang, niet omwille van wat
buiten mij is, maar omwille van mijn denksysteem dat mij zegt dat het een
overleving is tussen God en mij. Merk hierbij ook op dat Jezus onze weerstand
niet aanvalt en hij er ons niet mee confronteert. Hij herinnert ons gewoon op
een zachtaardige manier aan de waarheid. Dit zal ons in staat stellen haar te
aanvaarden wanneer we er klaar voor zijn zonder lastiggevallen te worden door
enige spanning of schuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten