maandag 19 maart 2018

Les 26 – Mijn aanvalgedachten zijn een aanval op mijn onkwetsbaarheid. – deel 2


(3:1) Het idee voor vandaag introduceert de gedachte dat jij altijd eerst jezelf aanvalt.
Het kan niet genoeg herhaald worden dat om dergelijke passages naar behoren te begrijpen de student zich moet realiseren dat Jezus het nooit heeft over wat we als mensen gedragsmatig doen, maar enkel over onze perceptie van wat we doen. Het zijn aanvalgedachten en het zijn onze oordelende gedachten die aanvalgedachten waarnemen. In het Handboek voor Leraren kunnen we hierover het volgende lezen:
Het is wellicht nuttig te onthouden dat niemand kwaad kan worden op een feit. Het is altijd een interpretatie die aanleiding geeft tot negatieve emoties ongeacht hun ogenschijnlijke rechtvaardiging door wat feiten lijken te zijn. (HvL17. 4:1-2)
(3:2-5) Als het zo is dat aanvalgedachten onvermijdelijk het geloof met zich meebrengen dat jij kwetsbaar bent, dan is hun gevolg dat ze jou in je eigen ogen verzwakken. Zo zijn ze een aanval op jouw waarneming van jezelf. En omdat je in ze gelooft, kun je niet langer in jezelf geloven. Een vals beeld van jezelf heeft de plaats ingenomen van wat jij bent.
Door onszelf als zwak te zien (onze kwetsbaarheid) bewijzen wij telkens dat wij gelijk hebben en dat de Heilige Geest verkeerd is, dat we kinderen zijn van het ego in plaats van Zonen van God. We geloven niet langer dat wij de Christus zijn waarvan de Heilige Geest in ons juist-gericht denken de herinnering is. We vervangen zo de waarheid van wie we zijn door een vals beeld van een speciaal, uniek en individueel zelf. Dissociatie staat ons toe tegenstrijdige beelden van onszelf te behouden: de waarheid van de kennis die we verkiezen te vergeten en de illusie van de aanval die we verkiezen te behouden. De volgende passages beschrijven duidelijk deze dynamiek en hoe deze ongedaan kan worden gemaakt:
Je kunt iets niet dissociëren, tenzij je het eerst kent. (T. 10. II. 1:1-2)
Schenk de Heilige Geest alleen jouw bereidwilligheid om je weer te herinneren, want Hij bewaart voor jou de kennis van God en van jouzelf, terwijl Hij wacht tot jij die aanvaardt. (T.10. II. 2:3)
Zijn Stem zal jou zeggen dat jij deel uitmaakt van Hem, wanneer je bereid bent je Hem te herinneren en opnieuw je eigen werkelijkheid te kennen. (T. 10. II. 2:5)
Je herinneren is niets anders dan in je denkgeest hervinden wat daar al is. Wat jij je herinnert maak jij niet, je aanvaardt slechts opnieuw wat daar al aanwezig is, maar verworpen werd. (T. 10. II. 3:1-2)
Wanneer je aanvalt, ontken jij jezelf. (T. 10. II. 4:1)
Door de werkelijkheid te ontkennen sluit je de aanvaarding van Gods gave uit, omdat jij in plaats daarvan iets anders hebt aanvaard. Als je begrijpt dat dit altijd een aanval op de waarheid is, en dat de waarheid God is, zal jij inzien waarom dit altijd beangstigend is. (T. 10. II. 4:3-4)
Alle aanval is een aanval op je Zelf. (T. 10. II. 5:1)
Aanval is zodoende de manier waarop jouw identificatie verloren gaat, want als jij aanvalt moet je wel vergeten zijn wat jij bent. En als jouw werkelijkheid die van God is, zal jij je, wanneer je aanvalt, Hem niet herinneren. (T. 10. II. 5:4-5)
(4) Oefenen met het idee van vandaag zal jou helpen te begrijpen dat kwetsbaarheid of onkwetsbaarheid het resultaat is van je eigen gedachten. Niets anders dan jouw gedachten kunnen een aanval op jou doen. Niets anders dan jouw gedachten kunnen jou doen denken dat jij kwetsbaar bent. En niets anders dan jouw gedachten kunnen jou bewijzen dat dit niet zo is.
De focus van deze oefeningen is gericht op onze gedachten, de bron van het probleem maar ook de oplossing ervan. Want inderdaad is alles gedachte en dit accepteren is het doel van het werkboek door het trainen van de denkgeest. Deze gedachten komen niet voort uit een fysiek orgaan, het brein, maar uit de denkgeest die zich ofwel identificeert met het ego ofwel met Jezus, met angst of met liefde. Uit deze twee gedachten of denksystemen – schuld of onschuld – verschijnt er een respectieve wereld. Wanneer jij jezelf aangevallen voelt dan heb je voor het ego als jouw leraar gekozen en geloof je daarom dat je kwetsbaar bent en dat aanval gerechtvaardigd is. Dit heeft niets met gedrag te maken, maar met de manier waarop je het gedrag waarneemt. Anderzijds, als we ons onze onkwetsbaarheid als Gods Creatie herinneren zal onze waarneming van de wereld gelijk hieraan veranderen. Een deel in de tekst beschrijft beknopt het principe dat projectie waarneming maakt:
Er vallen maar twee lessen te leren. Elk resulteert in een andere wereld. En elke wereld volgt met zekerheid uit haar bron. Het vaststaand resultaat van de les dat Gods Zoon schuldig is, is de wereld die jij ziet. Het is een wereld van verschrikking en vertwijfeling. En ze biedt geen enkele hoop op geluk. … Dit is echter niet het enige resultaat waartoe jouw leren kan leiden. (T. 31. I. 7:1-6; 9)
Het resultaat van de les dat Gods Zoon schuldeloos is, is een wereld zonder angst waar alles door hoop wordt verlicht en sprankelt van een milde vriendelijkheid. Er is niets wat jou niet roept met een zacht verzoek jouw vriend te mogen zijn en zich met jou te mogen verbinden. (T. 31. 8:1-2)
Het vervolg van de les stelt een oefening en instructies voor waar we inmiddels vertrouwd mee zijn. De focus is, zoals altijd, gericht op onze gedachten en gevoelens die ons van streek lijken te maken en om er zo emotieloos als kan naar te kijken maar wel met een meer dan nieuwsgierige aandacht. Het is deze doordachte non-evaluatie die ons in staat stelt te begrijpen dat al deze verwarring, al deze gevoelens van boosheid allemaal hetzelfde doel delen, namelijk ons weghouden van de Gedachte van Liefde die door onze gedachten verborgen gehouden wordt. Met andere woorden alle vormen van verwarring weerspiegelen de inhoud van de aanval op onszelf door te ontkennen Wie we zijn als Zoon van God.
(5-7) Zes oefenperioden zijn nodig om het idee van vandaag toe te passen. Probeer ze elk twee volle minuten te laten duren, hoewel de tijd tot één minuut teruggebracht kan worden als het te ongemakkelijk voor je wordt. Bekort het niet verder.
De oefenperiode moet beginnen met de herhaling van het idee voor vandaag; sluit daarna je ogen en kijk opnieuw naar de onopgeloste problemen waarvan de uitkomst jou zorgen baart. Die zorgen kunnen de vorm aannemen van depressiviteit, ongerustheid, kwaadheid, het gevoel van een last, angst, naderend onheil of geobsedeerdheid. Elk tot nu toe onopgelost probleem dat vandaag bij herhaling in je gedachten opduikt, is een geschikt onderwerp. Je zult er in één enkele oefenperiode niet heel veel kunnen behandelen, omdat aan elk probleem een langere tijd dan gewoonlijk moet worden besteed. Het idee van vandaag moet als volgt worden toegepast:
Noem eerst de situatie:
Ik maak me zorgen over _________.
Bekijk dan elke mogelijke afloop die in verband daarmee bij je is opgekomen en die jou zorgen baarde en duid elke afloop heel specifiek aan met de woorden:
Ik ben bang dat er _________ gebeuren zal.
Deze oefening weerspiegelt de vanzelfsprekendheid van de gedachtegang van het ego: schuld vraagt om straf, een uitkomst die we terecht vrezen. Onze bezorgdheid van wat er kan gebeuren, de onopgeloste vragen waarvan de uitkomst ons verontrust, leidt onvermijdelijk tot angst voor wat er zou kunnen gebeuren. We hebben dus geen andere keuze dan ons voor deze angst, die haar basis vindt in ons schuldgevoel, te verdedigen. We komen later nog terug op dit belangrijk onderwerp over verdediging.
(8-9) Als je de oefeningen op de juiste manier doet, zou je voor elke situatie die je behandelt zeker vijf of zes verontrustende mogelijkheden voorhanden moeten hebben en mogelijk zelfs meer. Het is veel nuttiger enkele situaties grondig door te nemen dan een groter aantal even aan te stippen. Naargelang de lijst van de verwachte uitkomsten voor elke situatie groeit, zal je waarschijnlijk sommige daarvan minder aanvaardbaar vinden, vooral degene die tegen het eind bij je opkomen. Probeer ze echter allemaal zoveel je kunt een gelijke behandeling te geven.
9. Zeg tegen jezelf, nadat je elke uitkomst waarvoor je bang bent hebt opgenoemd:
Die gedachte is een aanval op mezelf.
Eindig elke oefenperiode met het idee van vandaag nog eens voor jezelf te herhalen.
Dit is natuurlijk het uitgangspunt. We brengen de duisternis van onze illusies naar het licht van Jezus’ waarheid. Het probleem ligt niet bij het resultaat dat wij verwachten, maar bij de onderliggende beslissing om onszelf aan te vallen door God te ontkennen. Na deze eerste 25 lessen kan je zien hoe Jezus ons stap voor stap, les per les, geleidelijk en liefdevol leidt tot een specifieke ervaring van de meer abstracte leer van de tekst.

donderdag 15 maart 2018

Les 26 – Mijn aanvalgedachten zijn een aanval op mijn onkwetsbaarheid. – deel 1


Wanneer ik aanvalgedachten heb dan moet ik ook wel geloven dat ik kwetsbaar ben. Wanneer ik geloof dat ik kwetsbaar ben dan kan ik niet Christus zijn omdat Christus onkwetsbaar is. Wanneer, zoals Jezus mij er herhaaldelijk aan herinnert dat ‘ik ben zoals God mij geschapen heeft.’ en wanneer mijn werkelijkheid geest is, dan moet ik één zijn met alles en iedereen. Daarom kan letterlijk niemand en niets dat uiterlijk waarneembaar is mij kwetsen. Nochtans, zolang ik geloof dat ik gekwetst kan worden, of dat nu in mijn lichaam is of door iemand anders, dan bevestig ik dus een kwetsbaarheid. Meer zelfs, wanneer ik zeg dat ik kwetsbaar ben, bevestig ik tevens dat ik gelijk heb en dat de Heilige Geest het mis heeft.

(1:1-3) Het is zonder meer duidelijk dat je niet onkwetsbaar bent als je aangevallen kunt worden. Jij ziet een aanval als een reële bedreiging. Dat komt doordat je gelooft dat jij werkelijk kunt aanvallen.

Het feit dat ik hier ben is het bewijs dat ik werkelijk kan aanvallen, want ik ben hier alleen maar omdat ik God heb aangevallen. Overal rondom mij neem ik aanval waar. De dynamiek van projectie helpt mij begrijpen hoe een waarneming van aanval kan gebeuren: projectie maakt perceptie, wat ik buiten mij waarneem is de projectie van wat ik eerst binnen in mij werkelijk heb gemaakt.

(1:4-6) En wat door jou gevolgen heeft, moet ook op jou gevolgen hebben. Deze wet zal jou uiteindelijk redden, maar nu misbruik je die nog. Daarom moet je leren hoe je die vóór je hoogste belang kunt aanwenden, in plaats van daartegen.

Zoals we in deze eerste lessen al zo vaak gezien hebben is het innerlijke en het uiterlijke een en hetzelfde. De aanvalgedachte en de gedachte aangevallen te worden komt voort uit hetzelfde denksysteem. We projecteren onze egogedachten naar buiten en geloven vervolgens dat zij ons zullen kwetsen. Zoals Jezus leert in de tekst dat we door het projecteren van ons conflict we ons losmaken van dat wat we niet willen:

… het idee dat jij iets wat je niet wilt, kwijt kunt raken door het weg te geven. Geven is de manier om het te houden. De overtuiging dat je het uit je innerlijk hebt geweerd door het buiten jou te zien is een totale vervorming van de macht van uitbreiding. Om die reden zijn zij die projecteren waakzaam voor hun eigen veiligheid. Ze zijn bang dat hun projecties zullen terugkeren en hen pijn doen. Door te geloven dat ze hun projecties uit hun denkgeest hebben gewist, geloven ze ook dat hun projecties weer proberen naar binnen te sluipen. (T. 7. VIII. 3:6-11)

Ook is het zo dat de Liefde van God, die we door vergeving hebben toegelaten, naar ons zal terugkeren en het is die Liefde die we overal om ons heen zullen gewaarworden in ofwel een uitdrukking ervan of in een roep ervoor.

De wetten van projectie en uitbreiding werken gelijk, maar hun inhoud is verschillend. Dat is waarom, vroeg in de tekst, Jezus het heeft over projectie als ‘het oneigenlijke gebruik van uitbreiding’ (T. 2. I.1:7) – het is dezelfde wet die verkeerd aangewend wordt, wat leidt tot miscreatie in plaats van creatie. Gebruikt in de andere richting zal deze wet ons uiteindelijk redden want wat buiten ons lijkt te zijn is een illusie omdat wat binnen lijkt te zijn, het egodenksysteem, ook een illusie is. Dit herkennen is het ongedaan maken van het ego.

(2:1-2) Omdat jouw aanvalgedachten geprojecteerd worden, zal je een aanval vrezen. En als je een aanval vreest, moet je wel geloven dat jij niet onkwetsbaar bent.
Hiermee bewijs jij dat je gelijk hebt en dat Jezus verkeerd is. Jezus vraagt: Waarom ben je van streek? Dit is slechts een droom.’ En wij antwoorden: ‘Wat bedoel je, dit is slechts een droom? Kijk maar eens hoe ik aangevallen wordt! Kijk maar hoe ik lijd en hoe ik alle pijn moet doorstaan. Kijk maar naar wat al die andere mensen voelen. We zijn allemaal kwetsbaar. Vertel mij alsjeblief niet dat dit een droom is’. Het is de manier waarop we bewijzen dat onze waarnemingen juist zijn. Onze pijn, of die nu in onszelf is of in anderen, is uiteindelijk het bewijs dat God dood is en dat wij nu in Zijn plaats bestaan.

(2:3-5) Aanvalgedachten maken je daarom kwetsbaar in je eigen denkgeest, want daar bevinden zich aanvalgedachten. Aanvalgedachten en onkwetsbaarheid kunnen niet beide tegelijk worden aanvaard. Ze zijn met elkaar in tegenspraak.

Wanneer ik aanvalgedachten bij jou waarneem komt dat alleen maar omdat ik ze eerst voor mezelf werkelijk heb gemaakt. Dit vindt zijn oorsprong in de oorspronkelijke aanval: de wens om mij van God af te scheiden. Het is pas na die beslissing dat het plan van mijn ego erom vraagt dit naar buiten te projecteren en me daarbij kwetsbaar en verdedigend op te stellen voor een vermeende aanval door anderen. Het moet duidelijk worden dat deze aanvalgedachten de afscheiding van God en dus ook van iedereen, weerspiegelt en dit niet ‘tegelijk aanvaard kan worden’ met de onkwetsbaarheid zoals God ons heeft geschapen. Dit is een andere manier om te zeggen dat God en het ego elkaar uitsluiten. 
De dynamiek van dissociatie* stelt ons in staat deze tegenstrijdige overtuigingen in onze denkgeest in stand te houden, zoals de tekst dit in twee passages uitlegt: (* Dissociatie: een term uit de psychologie en psychiatrie, is een geestesgesteldheid waarin bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten het bewustzijn worden geplaatst, tijdelijk niet `oproepbaar` zijn of minder samenhang vertonen. Letterlijk betekent dissociatie `ontkoppeling` of `uiteenvallen’).

Het ego en de geest kennen elkaar niet. De afgescheiden denkgeest kan de afscheiding alleen maar instandhouden door te dissociëren. (T. 4. VI. 4:1-2)

Dissociatie is een verwrongen denkproces waarbij twee geloofssystemen, die niet naast elkaar kunnen bestaan, beide in stand worden gehouden. Als ze samen worden gebracht, wordt het onmogelijk ze beide tezamen te aanvaarden. Maar wordt het ene voor het andere in duisternis verborgen gehouden, dan lijkt door die scheiding dat beide in leven gehouden kunnen worden, gelijkwaardig in hun werkelijkheid. Hun samengaan wordt een bron van angst, want als ze samenkomen moet het aanvaarden van een ervan losgelaten worden. Je kunt ze niet allebei hebben, want elk ontkent het andere. Door ze los van elkaar te zien wordt dit feit uit het oog verloren, want elk kan op een afzonderlijke plaats met een vast geloof worden begiftigd. (T. 14. VII. 4:3-8).

(wordt vervolgd)

dinsdag 13 maart 2018

Les 25 - Ik weet van niets waartoe het dient. – deel 3


(5:1) Het is in het kader van jouw leerweg van doorslaggevend belang dat jij bereid bent de doelen op te geven die jij voor alles hebt vastgesteld.

Het doel dat je voor alles gesteld hebt is het behoud van je individualiteit. Jezus vraagt je dit doel los te laten. Het is de reden waarom deze lessen zo moeilijk zijn en door ons ego als bijzonder dreigend ervaren worden.

Het vervolg van de les onderstreept dat de ene illusies de andere illusies in stand houdt en we zijn er ons niet bewust van waarvoor ze dienen. Aan de hand van de training die Jezus ons geeft leren we om niet langer onderscheid te maken tussen illusies maar in plaats hiervan te leren dat het enige verschil van waarde is het verschil tussen het doel van het ego en dat van de Heilige Geest:

(5:2 – 6:8) Erkennen dat ze betekenisloos, eerder dan ‘goed’ of ‘slecht’ zijn, is de enige manier om dit te bereiken. Het idee voor vandaag is een stap in deze richting.
Zes oefenperioden van elk twee minuten zijn vereist. Je dient elke oefenperiode te beginnen met een langzame herhaling van het idee voor vandaag, waarna je om je heen kijkt en je blik laat rusten op alles waar toevallig je oog op valt, dichtbij of veraf, ‘belangrijk’ of ‘onbelangrijk’, ‘menselijk’ of ‘niet-menselijk’. Terwijl je je oog op elk voorwerp laat rusten dat je aldus kiest, zeg dan bijvoorbeeld:

Ik weet niet waartoe deze stoel dient.
Ik weet niet waartoe dit potlood dient.
Ik weet niet waartoe deze hand dient.

Zeg dit heel rustig, zonder je blik van het voorwerp af te wenden, totdat je de uitspraak erover afgerond hebt. Ga dan over tot het volgende voorwerp en pas het idee van vandaag als tevoren toe.

Een andere omschrijving over de illusoire aard van alles is te vinden in de volgende passage in de tekst waarin de waanzin van onze speciale relaties beschreven wordt, onze ‘kleine zinloze vervangmiddelen’:
Je onbeduidende, onzinnige substituten, die door waanzin getroffen luchtig weg wervelen op een dwaze koers, als veren die waanzinnig dansen in de wind, hebben geen substantie. Ze versmelten, vloeien samen en gaan uit elkaar, in wisselende en volstrekt zinledige patronen die helemaal niet beoordeeld hoeven te worden. Ze elk afzonderlijk beoordelen is nutteloos. Hun minieme verschillen in vorm zijn helemaal geen werkelijke verschillen. Niet een ervan doet ter zake. Dat hebben ze gemeen en anders niets. Maar wat anders is er nodig om ze allemaal hetzelfde te maken? (T. 18. I. 7:6-12)

De inherente betekenisloosheid van alles herkennen stelt ons in staat het doel van de Heilige Geest te aanvaarden. Zo maken we plaats voor Zijn waarheid dit ter vervanging van de illusies van het ego.
Het volgende deel van onze training is de relatie begrijpen tussen onze aanvalgedachten en onze waarnemingen van aanval.

zondag 11 maart 2018

Les 25 - Ik weet van niets waartoe het dient. – deel 2


(2). Je ziet de wereld, met alles daarin, als betekenisvol, gemeten naar egodoelen.

Duidelijker kan dit niet omschreven worden. Het doel van het ego is je eigen identiteit, individualiteit en speciaalheid te behouden. Aan de hand van gedachteonderzoek kunnen we ons er bewust van worden hoe waar dit is. Wees je gedurende de dag bewust hoe je over de dingen denkt, hoe alles georganiseerd is rond het bevredigen van je behoeften, rond die dingen die een goed fysiek en emotioneel gevoel geven en merk op hoe je door deze behoeften jouw wereld waarneemt.

(2:2-4) Deze doelen hebben niets te maken met wat in jouw hoogste belang is, want jij bent het ego niet. Deze verkeerde vereenzelviging ontneemt jou het vermogen van iets te begrijpen waartoe het dient. Als gevolg daarvan zal je het onherroepelijk misbruiken.

De ‘jij’ waar Jezus naar verwijst is niet het ego – het fysieke of psychische zelf – het is de jij waar wij naar verwijzen als de keuzemaker. In de tekst neemt Jezus hetzelfde standpunt in wanneer hij de retorische vraag stelt: ‘Wie is de ‘jij’ die in deze wereld leeft?’(T. 4. II. 11:8). Deze les is een begin in het distantiëren van dit ego-zelf en het realiseren dat de ‘jij’ waar Jezus naar verwijst in onze denkgeest is. Door te kiezen voor de verkeerde leraar hebben we een verkeerde identiteit aangenomen. Hieruit volgt automatisch dat we alles verkeerd begrijpen, alles verkeerd interpreteren en alles om ons heen verdraaien doordat onze waarnemingen gericht zijn op het in standhouden van deze identificatie. De schuld die gekoppeld is aan onze speciale relaties wordt zo versterkt. Deze schuld lijkt zo enorm dat we bijna niet durven kijken naar wat we aan het doen zijn. Daarom is het zo belangrijk om een andere leraar te kiezen en Jezus toe te staan om met hem naar onze schuld te kijken, om samen met hem te kijken naar onze verkeerde waarnemingen, misbruik, verdraaiingen en aanvallen zodat hij ons kan helpen bewust te worden dat alles afkomstig is van één vergissing. Door ons met hem te verenigen wordt door de liefde deze vergissing van de afscheiding ongedaan gemaakt.

(2) Wanneer je hier overtuigd van bent, zal je proberen de doelen die jij aan de wereld hebt toegekend in te trekken, in plaats van moeite te doen ze te versterken.

Wanneer we ons realiseren wat we doen is het logischer dit doel te wijzigen. In de tekst spreekt Jezus over deze wijziging als ‘de verandering van een onheilige naar een heilige relatie’; een relatie waarvan het doel schuld of illusie was wordt nu het doel van vergeving of waarheid – het loslaten van schuld:

En zoals de onheilige relatie een onafgebroken hymne van haat is tot lof en eer van haar maker, zo is de heilige relatie een blij loflied tot de Verlosser van relaties. (T. 17. V. 1:7)

De heilige relatie … Het is de oude, onheilige relatie, getransformeerd en met nieuwe ogen gezien. (T. 17. V. 2:2).

(3) Je kunt de doelen die jij nu waarneemt ook anders omschrijven door te zeggen dat ze allemaal om ‘persoonlijke’ belangen draaien. Aangezien jij geen persoonlijke belangen hebt, draaien jouw doelen in werkelijkheid om niets. Door ze te koesteren heb je zodoende helemaal geen doelen. En dus weet je van niets waartoe het dient.

‘Persoonlijke’ staat tussen haakjes omdat er geen ‘persoonlijk’ is. Binnen de droom persoonlijke belangen hebben betekent dat ik andere belangen heb die afgescheiden zijn van die van jou. Dit kan alleen maar waar zijn als de afscheiding waar zou zijn, maar gezien denkgeesten verenigd zijn kunnen er geen persoonlijke belangen zijn. Het enige belang dat we als enige Zoon delen is het ontwaken uit de droom en terug te keren naar huis.

Een zorgvuldig en doordacht lezen van deze regels gaat gepaard met een enorme angst en dat is dan maar zacht uitgedrukt. Jezus zegt hier dat je geen persoonlijke belangen hebt. Waar wordt dit ikje dan achter gelaten dan nergens? In essentie betekent dit dat je zelfs niet bestaat. En, tussen haakjes, in deze context heeft persoonlijk dezelfde betekenis als speciaal.

Jezus vraagt hier niet om zijn woorden te aanvaarden en ernaar te leven; hij vraagt enkel om te beginnen de waanzin van je denken en van je verdraaide waarnemingen te begrijpen dat je gelooft te zien wat er niet is. Wanneer je deze overtuigingen en waarnemingen niet in vraag stelt zal je het antwoord waar je wacht niet kunnen ontvangen. Het is dus de dagelijkse gedachten te observeren, van moment tot moment en er bewust van te worden van waar ze komen. Dat ze gebaseerd zijn op het in standhouden van het doel van het ego, het in stand houden van je eigen identiteit en hierdoor bevestigd dat je om niets en niemand geeft, maar alleen wil dat er aan jouw behoeften wordt voldaan en dat jouw doelen vervuld worden.

(4) Voordat je enige zin kunt ontdekken in de oefeningen voor vandaag, is nog een andere gedachte nodig. Op de meest oppervlakkige niveaus herken je wel degelijk bedoeling. Maar bedoeling kan niet op die niveaus worden begrepen. Je begrijpt bijvoorbeeld dat een telefoon dient om met iemand te spreken die zich niet lijfelijk in je onmiddellijke omgeving bevindt. Wat jij niet begrijpt is waarvoor je hem wilt bereiken. En dit geeft nu juist jouw contact met hem betekenis of niet.

We zijn ons allemaal bewust van oppervlakkige doelstellingen, maar we zijn ons niet bewust van de ware onderliggende bedoeling. Wanneer we het voorbeeld van de telefoon gebruiken is het echte doel van het belletje om ons de kans te bieden het doel van het ego met afgescheiden belangen te overwegen tegenover het doel van de Heilige Geest van het delen van gemeenschappelijke belangen. Dit is het wat Een Cursus in Wonderen zo eenvoudig maakt omdat het ons leert dat er slechts twee doelstellingen zijn die we in overweging moeten nemen: het doel van het ego die er in bestaat om onze individualiteit en afscheiding te behouden, die de wereld echt maakt en bewijst dat Jezus verkeerd is en het doel van Jezus die er in bestaat ons alles wat we  geleerd hebben, af te leren en uiteindelijk in alle nederigheid te aanvaarden dat hij gelijk heeft en dat wij mis zijn, dat de afscheiding van God een droom was die nooit werkelijkheid is geworden.

(wordt vervolgd)

vrijdag 9 maart 2018

Les 25 - Ik weet van niets waartoe het dient. – deel 1


Deze les raakt gelijk het doel van Een Cursus in Wonderen aan. We kunnen trouwens zeggen dat alleen dit doel ons zal helpen om het egodenksysteem te begrijpen, om de rol te begrijpen die de wereld in dit denksysteem speelt en hoe we door dit doel van de wereld te veranderen het plan van het ego ongedaan wordt gemaakt.

(1) Bedoeling is betekenis. Het idee van vandaag verklaart waarom niets wat jij ziet iets betekent. Jij weet niet waar het toe dient. Daarom is het voor jou zonder betekenis. Alles is in jouw hoogste belang. Dat is waartoe het dient; dat is de bedoeling ervan; dat is wat het betekent. Door dit in te zien worden je doelen eenduidig. Door dit in te zien krijgt wat je ziet betekenis.

Jezus haalt vorige lessen aan, waaronder de les van hiervoor en helpt ons zo bewust te worden waarom niets hier enige betekenis heeft. Iets heeft voor ons betekenis alleen maar omdat we niet begrijpen waarvoor het staat, wat dus voortvloeit uit het feit dat we niet weten wat ons hoogste belang is. We denken dat dit te maken heeft met het invullen van onze speciale behoeften of dit nu fysieke of emotionele zijn, terwijl wat werkelijk in ons belang is, is leren te vergeven. Dat is waarom alles in deze wereld in ons hoogste belang is wanneer we voor de juiste Leraar kiezen. Elke situatie of relatie kan een leerschool zijn waarin we geholpen worden te leren begrijpen dat de wereld die we gemaakt hebben afkomstig is van onze aanvalgedachten en dat alles een herinnering kan zijn dat we steeds de keuze hebben om op een andere manier naar de wereld te kijken. Dit proces, zoals we reeds gezien hebben en nog veel keren zullen tegenkomen, leidt tot het anders waarnemen van het probleem waardoor we ons hoogste belang begrijpen - van het lichaam naar de denkgeest. Het bereiken van een dergelijke waarneming is het hoofddoel van deze lessen om natuurlijk ook het doel van Een Cursus in Wonderen.

Het ego ziet de betekenis en het doel van alles in deze wereld als een mogelijkheid om zijn speciale noden te bevredigen. Jezus ziet de mogelijkheid om hier op een andere manier naar te kijken door ons tot hem te wenden en zo te leren dat er inderdaad een andere manier is om naar alles te kijken. Deze andere manier van kijken die in de drie stappen is samengevat en die vernoemd wordt in les 23, is ons te realiseren dat wat we buiten ons zien een projectie is van wat we eerst binnen in ons hebben waargenomen. Jezus leert ons dus om onze aandacht van het lichaam te veranderen naar de aandacht van de denkgeest.

Onze waarnemingen en de manier waarop we onze persoonlijke wereld zien en inrichten komt vanuit een houding van het ego; we hebben zekere behoeften die gebaseerd zijn op ons afgescheiden bestaan en die ons voorschrijven hoe we de wereld en de mensen in de wereld moeten zien. Maar nu we een leraar hebben die ons aantoont dat wat we buiten ons zien een projectie is van onze innerlijke gedachte, kunnen we deze gedachten veranderen. Zo krijgt de wereld een betekenis met een nieuw doel, nl. een leerschool waarin we door vergeving onze lessen leren.

Jezus zegt dat het doel alles betekent en er zijn er twee. Enerzijds is er het doel van het ego om ons hier in de wereld vast te houden zodat onze individualiteit veilig is en anderzijds is er het doel van de Heilige Geest die ons bewust maakt dat er geen wereld is omdat er niets in ons is dat enige verdediging nodig heeft. Zo is het nieuwe doel van de wereld om ons dit gelukkig feit te leren inzien, nl. de verlossing van ons geloof in schuld. Het deel ‘Waarneming en keuze’ in de tekst vat dit tweevoudig doel van onze gespleten denkgeest samen:

Maar deze wereld heeft er twee die haar gemaakt hebben en die zien haar niet beide als hetzelfde. Voor elk heeft ze een andere bedoeling en voor elk is ze het volmaakte middel om het doel te dienen waarvoor ze waargenomen wordt. … Er bestaat een andere bedoeling in de wereld die door dwaling werd gemaakt, omdat ze een andere Maker heeft die haar doel kan verenigen met de bedoeling van Zijn Schepper. In Zijn waarneming van de wereld valt er niets te zien dat niet vergeving en de aanblik van volmaakte zondeloosheid rechtvaardigt. (T. 25. III. 3:3-4; 5:1-2)

Zo wordt de nieuwe wereld van vergeving, gemaakt door de Heilige Geest, een correctie en vervangt ze de met fouten-gevulde wereld van schuld en haat gemaakt door het ego. 

(wordt vervolgd)

woensdag 7 maart 2018

Les 24 - Ik zie niet wat mijn hoogste belang is.


Deze les introduceert het thema ‘nederigheid’ omdat we er zo zeker van zijn te weten wat het beste is voor ons en voor de ander … . Zoals in deze les duidelijk wordt gemaakt is de manier waarop we denken in zekere zin te begrijpen. Op de een of andere manier werd ons geleerd goed voor onszelf te zorgen, want wie anders zou dat doen, we hebben geleerd dat we de wereld niet kunnen vertrouwen; we zijn er niet op ingesteld dat er onmiddellijk aan onze behoeften wordt voldaan, fysiek noch emotioneel. We kunnen zelfs onze ouders niet helemaal vertrouwen, want zelfs de beste ouders, volgens het oordeel van de wereld, zijn er niet altijd voor ons. Een deel van ons leert dus om voor onszelf te zorgen: we kunnen niemand voor de 100% vertrouwen. De opzet van deze les is daarom de overtuiging, dat we weten wat best is voor ons, te corrigeren.

(1) In geen enkele situatie die zich aandient weet je welke uitkomst jou gelukkig zou maken. Daarom heb je geen leidraad voor juist handelen, noch een maatstaf om het resultaat mee te meten. Wat je doet, wordt bepaald door jouw waarneming van de situatie en die waarneming is onjuist. Het is dan ook onvermijdelijk dat jij niet je hoogste belang dient. Toch vormt dat je enige doel in iedere situatie die juist wordt waargenomen. Anders zal je niet inzien wat het inhoudt.

Jezus zegt hier dat we geen leidraad hebben omdat we onszelf als gids hebben gekozen zoals hij het ook verwoordt in de tekst: ‘Neem nu ontslag als je eigen leraar … want je werd slecht onderwezen’ (T. 12. V.8:3; T28.I.7:1). De beste waarborg is dus om hem (Jezus) als gids te kiezen. Weten wat in ons hoogste belang is, is veronderstellen dat we inderdaad onze behoeften, problemen en verlangens kennen. Het spreekt voor zich dat we alleen dan weten hoe we tegemoet moeten komen aan onze noden, hoe we onze problemen moeten oplossen en hoe we onze verlangens kunnen vervullen. 

Nochtans, zoals we reeds duidelijk gezien en geleerd hebben zijn de wereld en het lichaam letterlijk gemaakt om het probleem van de afscheiding in onze denkgeest voor ons verborgen te houden. 

Daarom vormen onze behoeften en problemen slechts een waas waarvan het doel is onze aandacht te vestigen op onze lichamen – fysiek en psychisch – en ons af te leiden van de denkgeest waarin zowel het probleem als het antwoord, gevonden wordt.

(2) Als jij inzag dat je niet ziet wat je hoogste belang is, zou jou dat geleerd kunnen worden. Maar gezien je overtuiging dat jij wél weet wat dat is, ben je niet tot leren in staat. Het idee voor vandaag is een stap op weg naar het openen van je denkgeest zodat je kunt beginnen met leren.

De nederigheid die nodig is, is erkennen dat je niet weet wat het beste is voor je en dat er Iemand binnenin jou is Die het wel weet en aan Wie je hulp kunt vragen. De volgende stap is je te realiseren hoezeer je Zijn hulp niet wil en wanneer je toch om hulp vraagt dit vaak is om je te helpen volgens je eigen voorwaarden, waardoor jij je investering in het geloof dat jij weet wat het probleem en het antwoord is, niet opgeeft. Bovendien waarom zou je iets kunnen leren wanneer je al gelooft dat je het antwoord kent? Hoe zou Hij je dan nog kunnen helpen wanneer je het antwoord op je vraag of de oplossing voor je probleem toch kent? Jezus vindt het daarom nodig dat je begrijpt dat je het niet weet. Hij leert je dus dat werkelijke leren afleren is. Je kan de waarheid niet leren kennen als je denkt die reeds te kennen. Daarom drukt Jezus zijn studenten op het hart om steeds aandacht te geven aan het aspect van het ongedaan maken (zie bv. T. 1. I. 26:2-3, T. 28. I. 1:1-4, Wd2. 2.3:1-3, HvL. 4. X. 3:6-7).
Jezus vraagt genoeg vertrouwen in hem te stellen wanneer je al je overtuigingen opzij zet en oprecht zegt: ‘ik weet niet wat mijn hoogste belang is.’

(3) De oefeningen voor vandaag vragen veel meer eerlijkheid dan je gewoonlijk opbrengt. Bij alle vijf oefenperioden die vandaag moeten worden gedaan, is het van meer nut enkele onderwerpen eerlijk en zorgvuldig te onderzoeken dan een groot aantal meer oppervlakkig te verkennen. Voor elk van de perioden van gedachtenonderzoek die de oefeningen behelzen, wordt twee minuten aanbevolen.

Wanneer we onze gedachten onderzoeken, denken we dat we ons brein onderzoeken. We moeten echter bewust worden van het onderscheid in Een Cursus in Wonderen tussen het brein en de denkgeest. Het is een begrijpelijk misverstand wanneer je de bijna complete identificatie met het lichaam in overweging neemt. We vergeten dat ons brein een verdediging is. Wanneer de wereld gemaakt is als een aanval op God, dan is ook het lichaam als een aanval op God gemaakt en het brein is een van de belangrijkste organen van het lichaam: het beheerst ons denken, wat we waarnemen, zeggen en doen.
Jezus vraagt ons om tot hem te komen en te zeggen: ‘ik begrijp helemaal niets. Alsjeblief leer het me.’ We moeten er ons bewust van worden hoe moeilijk dit is gezien er een deel in ons is dat gelooft alles te weten wat het best voor ons is.

(4) Je dient de oefenperioden te beginnen met het herhalen van het idee van vandaag, om vervolgens met gesloten ogen je denkgeest te doorzoeken op onopgeloste situaties waarover je momenteel bezorgd bent. De nadruk moet worden gelegd op het blootleggen van de door jou gewenste uitkomst. Je zult snel inzien dat jij een aantal doelen in gedachten hebt als onderdeel van de gewenste uitkomst, en ook dat deze doelen op verschillende niveaus liggen en vaak met elkaar in conflict zijn.

Je kan in deze instructies van Jezus ook duidelijk zien hoe we niet weten wat het beste voor ons is. Hoe zouden we? Voor het geval we hierover enige twijfel zouden hebben maakt de volgende oefening dit helder:

(5) Noem bij het toepassen van het idee voor vandaag iedere situatie die in je opkomt, en som dan nauwkeurig zoveel mogelijk doelen op die jij als oplossing van de situatie verwezenlijkt zou willen zien. Elke toepassing dient ruwweg de volgende vorm te hebben:

In de situatie met betrekking tot _________ zou ik graag willen dat _________ gebeurt en _________ gebeurt,
enzovoort. Probeer zoveel verschillende uitkomsten te vermelden als zich in alle eerlijkheid maar aan je voordoen, zelfs al lijken sommige niet direct verband te houden met de situatie of er zelfs helemaal niet bij te horen.

Dit zet gelijk de stap voor de volgende alinea die het thema van deze les bevat:

(6) Als je deze oefeningen correct doet, zal je al snel inzien dat je een groot aantal eisen aan de situatie stelt die er niets mee te maken hebben. Je zult ook inzien dat veel van je doelen tegenstrijdig zijn, dat je geen eenduidige uitkomst in gedachten hebt en dat jij je in enkele van je doelen, hoe de situatie ook uitpakt, onvermijdelijk teleurgesteld zult voelen.

De boodschap van deze les is daarom dat als wij heel eerlijk zouden zijn wij de tegenstrijdige aard van onze verlangens en doelstellingen zouden herkennen, wat onvermijdelijk is wanneer je in overweging neemt dat wanneer je je hoogste belang niet kent het onmogelijk is doelstellingen te hebben die niet in conflict zijn. Voor onze ego’s is dit belang zelfbehoud.

De laatste alinea van deze les benadrukt nog eens het thema die we moeten leren willen we met succes het leerplan van Een Cursus in Wonderen voltooien:

(7) Nadat je de lijst van zoveel mogelijk verhoopte doelen hebt doorlopen, zeg je voor elke onopgeloste situatie die in je denkgeest opkomt, bij jezelf:
Ik zie niet wat mijn hoogste belang is in deze situatie.
en dan ga je verder met de volgende.

Jezus wil dat we deze les uitbreiden naar alle situaties in ons leven. En om zeker te zijn dat we dit punt niet zouden missen of vergeten, zet hij dit onderricht verder in de volgende les.