maandag 16 april 2018

Les 29. – God is in alles wat ik zie


(1) Het idee voor vandaag verklaart waarom je in elk ding de totale bedoeling kunt zien. Het verklaart waarom niets afgezonderd is, op zichzelf of in zichzelf. En het verklaart waarom niets wat jij ziet iets betekent. In feite verklaart het elk idee dat we tot nu toe gehanteerd hebben en ook alle volgende. Het idee van vandaag vormt de algehele basis voor visie.

Zoals we ook in de volgende les zullen zien heeft visie absoluut niets te maken met de ogen van het lichaam, maar met een staat van bewustzijn of houding. Meer bepaald verwijst visie naar onze keuze voor Jezus als onze leraar om nu door zijn ogen kijken. We worden onderwezen dat het innerlijke en het uiterlijke hetzelfde zijn. Daarom is wat we buiten ons zien niets meer dan een schaduw van datgene wat we eerst binnen in ons hebben waargenomen. Wanneer Jezus zegt ‘God is in alles wat ik zie.’, dan bedoelt hij hiermee dat God in alles is wat ik denk, want zien en denken zijn hetzelfde: percepties komen voort uit gedachten en blijven hier als één mee verbonden. De basis dus voor visie is het doel zien van God. Ik zie vergeving in alles wat ik zie omdat ik het ego ontslag heb gegeven als mijn leraar en Jezus heb ingehuurd. We kunnen dus deze twee stellingnames samenvoegen: ‘Neem nu ontslag als je eigen leraar … want je werd slecht onderwezen.’ (T. 12. V. 8:3 – T. 28. I. 7:1). Vanuit dit standpunt gezien is alles wat ik waarneem, denk en voel nu het tegenovergestelde van wat het is geweest vóór ik Jezus als mijn leraar had gekozen.

(2:1-3) Je zult dit idee waarschijnlijk op dit moment erg moeilijk te vatten vinden. Misschien vind je het gek, oneerbiedig, onzinnig, grappig of zelfs aanstootgevend. Inderdaad, God is niet in bijvoorbeeld een tafel zoals jij die ziet.

We vinden dit moeilijk omdat we denken dat een tafel inderdaad afgescheiden is van onze lichamen en dat het werkelijk onze ogen zijn die dit waarnemen; de illusoire versie van de wereld omtrent zien. In die zin kan God niet in die tafel zijn, want er is geen tafel. Nogmaals wat hier belangrijk is, is dat Jezus de nadruk verlegt van wat we buiten ons waarnemen naar wat we binnen in ons waarnemen. De focus van zijn onderricht ligt op de manier hoe wij zien – op onze gedachten – en dit heeft enkel te maken met de gids waarvoor we kiezen.

Mocht het toevallig voor de student die de lessen voor het eerst doet nog niet opgevallen zijn hoe radicaal anders het onderricht van Jezus hier is, dan zal dit in deze twee lessen duidelijk naar voren komen.

Een Cursus in Wonderen is niet te vergelijken met wat over het algemeen in andere spirituele disciplines wordt onderwezen. Het radicale ervan is gesteund op de onderliggende metafysica die zegt dat de wereld een illusie is. Daarom is wat we hier waarnemen en denken in het geheel niet werkelijk. Als gevolg hiervan is het zo dat de echte activiteit zich niet voordoet in ons lichaam of in de wereld, maar in onze denkgeest. Dit wordt in deze lessen duidelijker naar voren gebracht dan in de lessen hiervoor.

(2:4) Toch beklemtoonden we gisteren dat een tafel in de bedoeling van het universum deelt.

Het doel hiervan is dat er een voorwerp buiten ons schijnt te verschijnen waar wij de gedachten van onze egodenkgeest op projecteren. Met Jezus als onze leraar kijken we nu naar wat we waarnemen en zien dit anders. Vergeving brengt het bewust worden met zich mee dat wat we buiten ons waarnemen de spiegel is van datgene wat we eerst binnenin voor echt hebben aanvaard. Het is daarom, om met de enige omschrijving van de Cursus te spreken – dat we onze broeders vergeven voor wat zij ons niet hebben aangedaan; zij hebben ons niets aangedaan in die zin dat zij de macht zouden hebben om onze vrede van ons af te nemen. Wat dus moet vergeven worden zijn onze gedachten van schuld, geboren uit het geloof dat wij ons van de vrede hebben afgescheiden en het is die schuld die we op anderen projecteren.

(2:5) En wat in de bedoeling van het universum deelt, deelt in de bedoeling van de Schepper daarvan.

Jezus gebruikt hier de woorden universum en Schepper op een informele manier – een ander voorbeeld van het informele taalgebruik van de Cursus – omdat hij het hier duidelijk over het fysieke universum heeft. Maar God kan niet de Schepper van het fysieke zijn, zoals doorheen de hele Cursus in Wonderen duidelijk wordt gemaakt. Wanneer je deze regels letterlijk neemt dan ruk je de haren uit het hoofd omdat ze exact het tegenovergestelde lijken te zijn van wat Jezus elders onderwijst. Je moet de inhoud van wat hij je onderwijst begrijpen in plaats van tot in detail de vorm te analyseren en hierover te redetwisten. Hier komen we nog op terug.

(3:1) Probeer er dan vandaag een begin mee te maken te leren hoe jij met liefde, waardering en een open denkgeest naar alle dingen kunt kijken.

Wanneer je Jezus als jouw leraar kiest dan zal jij je met liefde identificeren en wat je buiten je zal zien zal of een uitdrukking zijn van liefde of een roep om liefde. Je kijkt respectvol naar de wereld, in het bijzonder naar je speciale relaties, omdat zij je de kans bieden je te leren vergeven en daardoor je ego ongedaan te maken. ‘Open van denkgeest zijn’ betekent dat je denkgeest niet langer afgesloten is voor de waarheid van de Heilige Geest. Wanneer we voor het ego als onze leraar kiezen en de Heilige Geest ontslaan, dan is onze denkgeest afgesloten voor Zijn waarheid. De ‘openheid van denken’ zoals besproken wordt in de tiende eigenschap van een leraar van God in het Handboek voor Leraren (HvL. 4. X) wil zeggen dat onze denkgeest open staat voor de liefde van Jezus. Er is geen vertekend beeld in ons denken, wat op zijn beurt wil zeggen dat er geen vertekening is in onze perceptie. Wat we zien en horen is afkomstig van liefde in plaats van het waarnemen van deze voorwerpen met ego beladen gedachten.

(3:2-4) Je ziet ze nu niet (d.w.z. je ziet de dingen niet zoals ze werkelijk zijn) Weet je wel wat ze bevatten? Niets is zoals het zich aan jou voordoet.

Dit is weer zo’n zin die, wanneer je hier even rustig bij stil staat en er diep over nadenkt, jou bijzonder onrustig kan maken. Wanneer je niets ziet zoals het is – ‘niets zoals het aan jou verschijnt’- en alles wat je waarneemt niet juist is dan moet de manier waarop jij jezelf waarneemt ook verkeerd zijn. Al jouw gedachten over alles zijn onjuist.

(3:5-6) De heilige bedoeling ervan ligt achter jouw beperkte horizon. Zodra visie jou de heiligheid getoond heeft die de wereld verlicht, zal je het idee van vandaag volmaakt begrijpen.

Dit refereert naar les 15, het idee om lichtranden rond voorwerpen te zien. Jezus zegt hier heel duidelijk, net zoals in de les die we reeds bestudeerd hebben, dat hij het niet heeft over aura’s of enige vorm van een extern licht. Hij heeft het hier over een andere manier van kijken, een visie die gebaseerd is op het licht van de waarheid, een nieuw begrip dat komt wanneer we voor hem hebben gekozen in plaats van voor de verdraaiing van het ego – ‘jouw beperkte horizon’.
(3:7) En je zult niet begrijpen hoe je het ooit moeilijk hebt kunnen vinden.
Iedereen heeft ooit wel eens een dergelijke ervaring gehad: wanneer voor een ogenblik onze geest helder is, wanneer gedachten van schuld en oordeel weg zijn en we de liefde van Jezus in ons voelen en alles wat Een Cursus in Wonderen zegt kristalhelder wordt. Wanneer we angstig worden als we ons de gevolgen realiseren van het feit dat Jezus gelijk heeft en wij verkeerd zijn, sluit onze denkgeest zich weer af en worden visie en waarneming weer omgebogen.

De laatste twee alinea’s herhalen de gebruikelijke instructies:

(4) Onze oefenperioden, zes maal twee minuten vandaag, dienen een inmiddels bekend patroon te volgen: begin met het idee voor jezelf te herhalen en pas het dan toe op willekeurig gekozen voorwerpen om je heen, die je elk specifiek bij name noemt. Probeer de neiging te onderdrukken de keuze zelf te sturen, wat in verband met het idee van vandaag bijzonder aanlokkelijk kan zijn, omdat het je zo volkomen vreemd is. Vergeet niet dat elke rangorde die jij oplegt, even vreemd is aan de werkelijkheid.
Deze eenvoudige instructie weerspiegelt een dieper standpunt. Onze angst om onze egodroom van illusie te verlaten om vervangen te worden door de waarheid is zo groot dat we sterk in de verleiding komen om de waarheid naar de illusie te brengen. Een vorm van deze verleiding is denken dat we begrijpen wat ons geleerd wordt en waarom deze oefeningen zo gemaakt zijn. Dus proberen we ons eigen vertrouwde denksysteem te leggen op de ‘volkomen vreemde aard’ waarbij we onbewust, maar met groot vernuft, het doel en onderricht van Een Cursus in Wonderen verloochenen.

De laatste alinea voorziet ons van voorbeelden in onze vrijheid van ‘zelfgekozen keuzes’:

(5:1) Je lijst van voorwerpen moet daarom zoveel mogelijk vrij zijn van zelfgemaakte keuzes. Een geschikte lijst kan bijvoorbeeld bevatten:
God is in deze kleerhanger.
God is in dit tijdschrift.
God is in deze vinger.
God is in deze lamp.
God is in dat lichaam.
God is in die deur.
God is in die prullenmand.

Zowel de ‘belangrijke’ als de ‘onbelangrijke’ opgesomde voorwerpen: vinger, lichaam, kleerhanger, tijdschrift, lamp en papiermand (5:3-9). Tenslotte geeft Jezus ons een hint over het wonderlijke effect van ons leren, de vrede die voorbij onze angst ligt.

(5:10-11) Herhaal het idee voor vandaag, naast de aangegeven oefenperioden, minstens eenmaal per uur, terwijl je langzaam om je heen kijkt en de woorden zonder haast voor jezelf uitspreekt. Je zou, terwijl je dit doet, minstens een of twee keer een vredig gevoel moeten ondervinden.

Het is het verlangen naar dit ‘vredig gevoel’ waar in de tekst naar verwezen wordt als het vinden van ‘het rustige centrum’ in je denken (T. 18. VII.8), die ons de motivatie biedt om deze lessen te oefenen en de boodschap van Een Cursus in Wonderen te leren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten