zaterdag 21 april 2018

Les 30 – God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest. -deel 2


(2:3) In plaats daarvan proberen we in de wereld te zien wat zich in onze denkgeest bevindt en wat we willen zien is er ook.

De kerngedachte is “wat we willen zien bevindt zich daar.’ Zoals in de tekst staat:

Waarneming lijkt jou te onderwijzen wat jij ziet. Toch getuigt ze slechts van wat jij onderwezen hebt. Ze is de uitwendige weergave van een wens; een beeld waarvan jij wilde dat het waar was. (T. 24. VII. 7:8-10)

Onze onbewuste wens is de afscheiding in stand te houden maar de verantwoordelijkheid ervoor in een ander te zien. ‘Een beeld waarvan jij wilde dat het waar was’ is dat de schuld in de ander is. Dus zegt het ego: schuld is werkelijk, maar wij willen dit niet herkennen. Door ons ervan te overtuigen om de schuld in de denkgeest niet te herkennen hoopt het ego dat we nooit zullen kijken naar de liefde die ook in onze denkgeest aanwezig is. In de tekst zegt Jezus dat er maar twee emoties zijn: liefde en angst, de ene hebben we zelf gemaakt, de andere is ons gegeven (T. 13. V. 10:1). De emotie van angst, die werkelijk dezelfde is als schuld, is wat we gemaakt hebben om de liefde te verbergen die God ons gegeven heeft. We moeten deze schuld herkennen om er aan voorbij te kunnen gaan en ons zo te identificeren met de liefde die er ook is. Dit is natuurlijk totaal verschillend van hoe het ego te werk gaat, namelijk de schuld werkelijk te maken en ons dan doen beloven dat we er nooit meer naar om zullen kijken. Het vertelt ons de schuld enerzijds in onszelf te herkennen, maar er ons van af te maken door deze schuld in iemand anders te zien. Het ego vertelt er ons echter niet bij dat dit plan niet zal werken omdat de schuld in onze denkgeest blijft ondanks onze koortsachtige pogingen dit te verloochenen. Dit alles wordt in de tekst vrij duidelijk uitgelegd:

De uiteindelijke bedoeling van projectie is steeds: schuld kwijtraken. (T. 13. II. 1:1).

Maar ga eens na wat een merkwaardige oplossing de regeling van het ego is. Je projecteert schuld om die kwijt te raken, maar in feite stop je die alleen maar weg. Je ervaart de schuld wel, maar je hebt er geen idee van waarom. (T. 13. II. 2:1-3)

In elke vereniging met een broeder waarin jij probeert hem met jouw schuld te beladen, of die met hem te delen, of die van hem te zien, zal jij je schuldig voelen. (T. 13. X. 3:1)

Je zult in die relatie schuld zien doordat jij die daarin hebt gelegd. Het is onvermijdelijk dat zij die onder schuld gebukt gaan, zullen proberen die af te schuiven, omdat zij er wel degelijk in geloven. Maar ofschoon ze eronder lijden, zullen ze niet naar binnen kijken en die loslaten. (T. 13. X. 3:3-5)

Hun voornaamste bekommernis bestaat eruit de bron van schuld buiten zichzelf te zien, buiten hun eigen controle. (T.13. X. 3:7)

Wanneer we de leiding van het ego volgen dan putten we onze ervaring uit een raamwerk van tientallen jaren ervaring en bevestigen overtuigend dat de schuld in al die anderen is. Bovendien hebben we alle bewijzen die nodig zijn om dat te rechtvaardigen. We vertellen hoe zij ons misbruikt en misleidt hebben of hoe zij anderen met wie we ons als slachtoffer identificeren misbruikt en misleidt hebben. En we zijn er absoluut zeker van dat onze conclusies juist zijn. Daarom is Een Cursus in Wonderen zo moeilijk en beangstigend. Keer op keer vertelt Jezus ons dat we verkeerd zijn, dat ‘God anders denkt’. (T. 23. I. 2:7) Maar wij zijn er zeker van dat Hij verkeerd is en dat wij het bij het juiste eind hebben!

(2:4-5) Zodoende proberen we ons te verbinden met wat we zien, in plaats van het van ons af te houden. Dat is het fundamentele verschil tussen visie en de manier waarop jij ziet.

De manier waarop wij kijken, nogmaals is door of problemen of plezante voorwerpen buiten ons te zien. Zelfs als het erop lijkt dat we ons met anderen willen verenigen, doen we dit om de illusie te hebben dat we ons verenigen zodat we onze speciaalheid kunnen projecteren. Gezien vanuit visie echter zien we onszelf niet langer als afgescheiden van iedereen. Vroeg in het Handboek der Leraren maakt Jezus een heel belangrijke opmerking: de eigenschappen van een leraar van God bestaan erin zijn belangen niet los van die van iemand anders te zien (HvL. 1. 1:2). Die visie kan slechts beginnen door onze belangen niet apart te zien van die van de Heilige Geest of van Jezus. Onze belangen zijn afgescheiden, want als wij ons met Hen verenigen verdwijnt onze ego-individualiteit en speciaalheid. Dus moeten we hen op afstand houden net zoals we met God doen. Gesteund op deze dynamiek van afscheiding, scheiden we ook onze schuld af, projecteren deze op anderen die we nu dus als afgescheiden van ons zien. Visie is precies het tegenovergestelde en ziet alle mensen als een en hetzelfde, via een weerspiegeling van onze inherente eenheid als Christus.
Het radicale aan het denksysteem van Een Cursus in Wonderen is dat Jezus niet spreekt over het brein of het lichaam maar enkel over de denkgeest, die niet gezien of aangeraakt kan worden omdat het zich voorbij onze zintuigen bevindt, niet fysiek of definieerbaar.


(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten